On a

On a

De prijs van het voorkomen - een Kerstverhaal


 Zijn hele leven had hij keihard gewerkt. Als directeur van een grote farmaceut was hij verantwoordelijk voor vele overnames, prachtige R&D projecten met laag marktrisico en hoog rendement, winstmarges van 20% tot wel 40%: op zijn afscheidsborrel niets dan lovende woorden. ‘Mr. Patent’ was zijn geuzennaam – de betekenis van het woord was onder zijn bewind 180 graden gedraaid, van een innovatie bevorderend naar een monopolie bevorderend instrument. Later kwam daar nog ‘Meneertje Iustum Pretium’ bij: in de discussie over de ‘juiste prijs’ voor een medicijn, verlegde hij de balans in de industrie steeds verder van reële kosten naar waarde. In tijden van hongersnood verkoop je een brood toch ook niet tegen kostprijs? Voor het redden van mensenlevens of het voorkomen van leed was geen prijs te hoog. Value-based Pricing; als een likeurtje bij de koffie liet hij het door zijn mond gaan. Oncologen en andere artsen spraken er schande van, maar die wisten net zo weinig van winstmaximalisatie als hij van de Eed van Hippocrates.


Don't shoot the consumer


Het was direct een veel gedeeld artikel op internet: ‘Dump de dumpwinkel Primark: het nieuwe goedkoop slaat de bodem uit onze economie’, van Jonathan Holslag in De Morgen. De Vlaamse doemprofessor noemt hierin een cadeau van Primark ‘een vergiftigd geschenk, waarmee u welvaart en waardigheid in gevaar brengt’. Nu doet zo’n stuk het al snel goed, want wat is leuker dan besmuikt lachen om het onderontwikkelde deel van de bevolking dat in de bakken bij Primark graait? Lachen om musicals misschien. Holslag:
‘Ook de stakkers van onze samenleving zouden moeten inzien dat er iets niet in de haak is met de dumpketens, kritischer te consumeren en hun overheden aansporen tot actie. Het is te gemakkelijk om een petitie te tekenen tegen een groot merk nadat er weer eens een fabriek in Bangladesh is afgebrand om vervolgens meteen weer het karretje te vullen met spullen uit datzelfde soort fabrieken.’
Holslag doet hier wat tegenwoordig bon ton is: hij maakt de consument verantwoordelijk voor de onethische handelwijze van ondernemingen. Die redenering klopt niet en draagt bij aan het in stand blijven van diezelfde handelwijze. Bovendien: de pijlen richten op consumenten van ‘dumpwinkels’ is nu juist te gemakkelijk.

Moreel kompas in een GPS tijdperk



Eerst was er de val. Toen de paniek, het vingerwijzen, het pleisters plakken en uiteindelijk konden we alleen maar afwachten of de wond zou genezen. Wat blijkt: zeven jaar na aanvang van de financiële crisis zijn wantoestanden in de zakelijke wereld nog steeds aan de orde van de dag. Directies die frauderen met cijfers (Brunel, Imtech, DE), omkooppraktijken (Philips), cowboygedrag van bestuurders (het Liborschandaal of de megalomanie binnen de vastgoedsector), toenemende corruptie bij politici: de schandalen blijven zich aandienen en de impact op de samenleving is groot. Rapporten over ontspoord leiderschap en verziekte culturen volgen, of dat nu bij woningcorporaties, accountantskantoren of een zorgautoriteit is. Het resultaat is groot maatschappelijk wantrouwen waarin niet meer de vraag heerst óf bedrijven kunstgrepen uithalen ten behoeve van eigen gewin, maar enkel wanneer ze worden ontmanteld. Geen van de lapmiddelen heeft het beoogde effect gehad, omdat we het zoeken in de verkeerde oplossingen, bij de verkeerde mensen. 

Prinsjesdag 2014: Rutte's hoed getooid met veren MKB


Het is bijna Prinsjesdag en voor het eerst in jaren hebben we er zin in. Tijdens voorgaande edities viel de traditieparade een beetje dood in de sfeer van politiek cynisme, maar na een zware zomer waarin het duo Timmermans-Rutte zich onverwacht als nationale reddingsboei ontpopte, zullen de hoedenpolonaise en permanente zwangerschapsgloed van Rutte minder detoneren dan normaal. De verwachting is dat Rutte zich het optimisme zal toe-eigenen, verwijzend naar (voorzichtige) economische groei of het goede klimaat voor innovatie waardoor wij dit jaar weer in de top 10 van meest concurrerende economieën van het World Economic Forum belandden. In dezelfde adem zal hij stimulerende maatregelen voor het MKB aankondigen. Zie hier de triomf van het liberale pragmatisme boven visie als olifant die het uitzicht beneemt. De waarheid is dat de sector aan wie de BV Nederland haar bestaansrecht ontleent, het MKB, onder Rutte het meest gestraft en verwaarloosd is.

Lees hier verder: 

FD: De cheeta of het haasje


De financiële crisis, vastgoed- en boekhoudschandalen, verzekeraars die over zorg beslissen: de huidige definitie van groei zorgt er steeds vaker voor dat bedrijven en mensen van hun bestaansgrond afdrijven, met desastreuze gevolgen. Een essay in Het Financieele Dagblad over groei.




De uitgestrekte savanne. Achter een struik schuilt een vaalbruine haas. De cheeta begint aan haar achtervolging. Als in slow motion zweeft ze in één rechte lijn door de lucht, de haas met staccato sprongen in haar vizier. Het komt aan op precisie en snelheid, het groeiend aantal schijnbewegingen van de haas zetten haar naam op het spel. Met een haal slaat de jager de achterpoten onder haar prooi vandaan. De haas struikelt, de cheeta bijt zich vast in zijn strot en laat zich voldaan op het hete zand zakken.

Snelheid. Endorfine. Fit zijn, keep moving forward, doelen stellen, groei, adrenaline, de concurrent voor zijn, niet stilstaan, niet omkijken, focus, stappenplannen, rendement, grenzen verleggen, eyes on the ball. Zomaar wat terugkerende begrippen uit interviews met succesvolle ondernemers. Cursief en tussen aanhalingstekens zie je ze ook wel als quotes bij bedrijfspresentaties voorbijkomen, al dan niet begeleid door een plaatje van een marathonfinish, een bergtop of Richard Branson hangend aan een kitesurf. Als triomf zich lineair laat meten, is beweging goed, snelheid beter en de snelste overwinnaar.  

In onze moderne dienstensamenleving ziet de succesvolle mens zichzelf als niets minder dan een cheeta op jacht naar de haas. Geen CEO die bij aanstelling of toelichting op kwartaalcijfers geen groeiplan als speerpunt heeft, langer dan vijf jaar in dezelfde baan blijven zitten betekent verbanning uit de High Potential-bak en waardevermeerdering staat bijna gelijk aan schaalvergroting. Vooruitgang is niet-stilstaan geworden en stilstaan synoniem aan achteruitgang. Maar is dat wel zo? Wat betekent deze manier van denken, deze definitie van succes, voor onze economie en maatschappelijk welzijn?

Volgens sommigen vond het Rad van Vooruitgang haar prima causa in 1492, het jaar waarin Columbus de Nieuwe Wereld ontdekte, maar de industrialisering zette transformatieprocessen in werking die voor exponentiële versnelling zorgden. Van de eerste industriële revolutie met de overgang van kleinschalig handwerk naar gemechaniseerde productie, naar de tweede industriële revolutie met de lopende band, de verbrandingsmotor en de conversie van ijzer naar staal. Samenlevingen met een eeuwenlang statisch bewustzijn maakten een revolutionaire omwenteling naar het acceleratiedenken dat ons (eenen)twintigste-eeuwers kenmerkt. De derde industriële revolutie bracht de dienstensamenleving die leidde tot de geglobaliseerde wereld van vandaag. Door razendsnelle ontwikkelingen op het gebied van communicatie en computers werden snelheid en beweging abstracte begrippen en bereik niet langer fysiek bepaald.

Langs lijnen van geleidelijkheid zijn we van product naar productverwerking naar productverkoop gegaan. De spil van onze samenleving is verschoven van ambachtelijkheid naar dienstverlening en daarmee van product naar afnemer. Kernwoorden zijn klantgerichtheid, conceptualisering, marktkennis, beleving, bedrijfscultuur als drager van een merk, marketing en PR. Als de westerse villa volledig leunt op pijlers van soorten afnemers, is het niet meer dan logisch dat schaalvergroting het fundament is geworden. Nu sluit het één (ambachtelijkheid) het ander (dienstverlening) niet uit, maar vanuit de lineaire gedachte van keep moving forward betekent op weg zijn naar iets, onvermijdelijk ook het verlaten van iets anders. Ondernemingen – individuen - , zijn afgedwaald van hun kerntaken en die ontwikkeling is in sommige gevallen desastreus gebleken.

Wie herinnert zich nog ING Direct, de internetspaarbank van ING? In Noord-Amerika werd met een uitgekiende marketingcampagne en hippe oranje internetcafés door het hele land een ‘spaarbeleving’ gecreëerd die de weinig spaarzame Amerikaan moest overtuigen. Zonder kantoren of personeel kon een hoge rente worden geboden en in korte tijd werd voor miljarden aan spaargeld verzameld. Amerikaans spaargeld moest verplicht voor 50% worden weggezet in de huizenmarkt, maar ING Direct had nu juist kantoren noch personeel om zelf hypothecaire leningen af te zetten. Om toch simpel aan deze verplichting te voldoen, werd een portefeuille van 32 miljard euro aan (commerciële) hypotheekobligaties aangeschaft, die al vrij snel uitgroeide tot ruim 80% van de geïnde spaargelden. Lang verhaal kort: de Amerikaanse huizenmarkt stortte in, het Nederlandse moederconcern raakte in de problemen resulterend in een kapitaalinjectie van 10 miljard euro eind 2008 en de overdracht van een groot deel van de Amerikaanse probleemportefeuille groot 22 miljard euro aan de Nederlandse overheid (waarmee het betaalgedrag van Amerikaanse hypotheekhouders van rechtstreekse invloed op onze begroting werd). Meer recent het Liborschandaal: de brave boerenleenbank die werd verscheurd door de London Cowboys die ze zelf aan boord haalde. Of de expansiedrift van ABN Amro, zo treffend door Jeroen Smit beschreven in De Prooi. De jacht ving aan met de overnamestrijd rondom het Italiaanse Antonveneta in 2005 en eindigde roemloos in algehele verkoop en opsplitsing van ABN Amro in 2007. Waar Rijkman Groenink dacht als jager de glansrol van zijn leven te spelen, viel hij uiteindelijk zelf ten prooi aan, o ironie, hedgefonds The Children’s Investment.

Met het vizier gericht op afgeleide producten en lineaire groeimogelijkheden raakten banken steeds verder verwijderd van hun bestaansgrond. Maar laten we vooral niet weer de karikaturale bankier tot kop van Jut kronen; analoog maakt bijna iedere branche zich schuldig aan dezelfde ontwikkeling. Zorgverzekeraars die beslissen wat kwalitatieve zorg is (met adviesteams van bedrijfskundigen), of een krant als primair rendements- in plaats van journalistiek vehikel. Een uitvaartonderneming die onder het efficiencystreven ‘meten is weten’ niet op een overgebleven botje meer of minder in de oven kijkt en haar oorspronkelijke doelstelling van een waardig afscheid tot statutaire formaliteit reduceert. Van de penningmeesters van KPMG die zichzelf zijn verloren in consultancy, tot de Insead-manager die whiteboardtekenen tot kunst heeft verheven maar geen idee heeft wat er in zijn mensen omgaat. Albert Heijn die als Hollandse grootgrutter (Latijns-)Amerika wilde veroveren en door het boekhoudschandaal van haar overzeese dochter bijna ten onder ging, of de Bijenkorf die haar hele concept zag verwateren door de gruwelbeleving van Maffe Marathons en Dolle Dwaze Dagen en nu met rasse schreden terugkeert naar het luxe segment.

In het Vooruitgangsgeloof werd beweging an sich belangrijker dan de reden waarom. Is beweging dan een slecht iets? Is, in de spottende woorden van reactionair J.C. Bloem ‘elke verandering een verslechtering, zelfs een verbetering’? Nee, natuurlijk niet. Maar het hanteren van een zo nauwe, lineaire definitie van beweging zorgt voor onnodig verlies. Als ambachtelijkheid alleen nog een rol speelt als onderdeel van de marketingcampagne, als groei gericht op winstmaximalisatie geen enkele verbinding met de bestaansgrond van een onderneming meer heeft, resulteert beweging – uiteindelijk - in achteruitgang. Niet iedere organisatie of persoon is gebaat bij de rol van roofdier, hoe zeer succesvolle mensen en bedrijven zich daar ook mee willen identificeren.

Zoöloog Roy Feinson schreef hierover het boek ‘The Animal in you’. Daarin maakt hij duidelijk dat de identificatie van mensen met dieren minder oppervlakkig is dan wij denken. In zijn boek onderzoekt Feinson de neiging van mensen zich specifieke gedragingen eigen te maken om zo in een beoogd milieu te passen. Ook levert hij een persoonlijkheidstest om te zien welk dier je nu écht bent en welke baan daar het beste bij zou passen. De reacties op internet zijn hilarisch. “According to the book I am a dolphin, when in fact I am a cheetah.” “I am definitely not an otter, I am a lion. Bullshit questions”. De test vindt men onzinnig, maar de uitslag ervan niettemin van groot belang. (Ik vulde ‘m één keer in zoals ik ben, uitkomst: uil, en één keer zoals ik zou willen zijn, uitkomst: leeuw.)

Grap of niet, het leidt allemaal terug naar iets wezenlijks: het verloochenen van je bestaansgrond. Vooruitgang vindt zijn richting gebaseerd op wie je bent, niet op wie je zou willen zijn. Uitvergroot geldt hetzelfde voor iedere gezonde organisatie. Groei moet zijn fundament vinden in de kerntaken, niet andersom, en kan zich net zo goed circulair als lineair, verdiepend als verbredend manifesteren. De industrialisering heeft een acceleratiedenken in gang gezet dat paradoxaal genoeg tot een zeer statische definitie van beweging en vooruitgang heeft geleid.

Er is een Chinees gezegde dat luidt: stromend water stinkt niet. Er is ook een ander Chinees gezegde: alleen in stilstaand water zien we onze reflectie.

Verzet begint in vredestijd


Wij leven in vrijheid, maar is dat wel echt zo? Geven wij onze identiteit vorm in vrije keuze, of ligt deze grotendeels vast? Een essay in Het Financieele Dagblad over interne en externe ketens en de blijvende noodzaak van verzet - ook buiten oorlogstijd.  




“Veel geld verdienen en de baas zijn”.

Het was lunchtijd en we wandelden door het plukje groen dat tussen de corporate torens van Nederland bewaard was gebleven. Om ons heen liepen kleine groepjes pakken en hakken hetzelfde rondje, at arm’s length verbonden aan de gebouwen waarin wij tegen een hongerloon niets te vertellen hadden. We waren jong en bespraken onze dromen, onze ambities en wat we hier in vredesnaam uitspookten.

Het was het antwoord van een collega op mijn eerdere vraag: “Wat is dan vrijheid?” Iedereen lachte om zijn kinderlijke reactie, maar niemand sprak hem tegen. Bewegingsvrijheid door financiële onafhankelijkheid en handelingsvrijheid door ongebreidelde autonomie; wie wilde dat nou niet? Of, zoals Ambassadeur van de Vrijheid Gers Pardoel het 5 mei in de helikopter op weg naar een volgend festival met Brabantse tongval verwoordde: ‘Gewoon. Dat ik kan doen waar ik zin in heb’. (Tot zover het verschil tussen een suit en een Nederrapper – quod non.)

Het Beloofde Land
Een paar weken geleden zag ik mijn oud-collega's weer, zoveel jaar later: op een borrel vol onbezorgden. Inmiddels genoeg geld om het leven naar voorkeur te leiden - variërend van een flat en museumjaarkaart tot twee huizen, drie auto’s en Rhodesian Ridgeback- , en aan de status van onderknuppel ontsnapt - van board room tot zzp-er. De beperkingen van toen waren afgeworpen maar het Beloofde Land viel tegen. Werkdruk, vakantiestress, verdronken hypotheken en uitgedroogde relaties; bij sommigen zag je de benauwdheid letterlijk op het gezicht staan. Druk pratend en lachend, met paniek in de ogen en zweet op de bovenlip alsof ze langzaam werden vacuüm getrokken in een leven van cellofaan, snakkend naar een weg naar buiten (mijn basisgevoel op iedere borrel, dus enige projectie kan hier een rol spelen.) Ik hoorde hoe bevrijding werd gezocht in een sabbatical of carreer switch, yoga of heli-skiën, affaire of scheiding, motor of Tesla. Schrijver en oorlogskind Jan Terlouw had net daarvoor de 4 mei-voordracht in de Nieuwe Kerk gehouden, getiteld ‘En Broederschap?’, en die hadden we allemaal wel ergens gelezen of gehoord. Met een bijna perverse gretigheid werd zijn bevrijdingsverhaal omarmd. O, waren onze demonen maar zo manifest. Die tijd van goed en kwaad, zwart en wit, waarin verderf en ontreddering nog een klipp und klar beroep deden op moed en medemenselijkheid. Toen broederschap een dagelijks gegeven was in de haat tegen de moffen - het woord alleen al smaakte zoet -, in plaats van een toevallige oprisping bij de dood van een volkszanger. Nee, tegen de Duitsers hadden wij vast de wapens opgenomen – maar je baas of dat chagrijnige mens thuis vertellen dat je er klaar mee bent, dat was teveel gevraagd. Oorlogsromantiek als koude doek voor onze zonnesteek.   

Waarom hebben al die mogelijkheden ons niet de euforische vrijheidsbeleving gebracht, die de vader van Jan Terlouw moet hebben gevoeld toen hij, een ingetogen dominee, in mei ’45 letterlijk de Canadese soldaten tegemoet huppelde? Omdat het negatieve voorwaarden voor vrijheid zijn. Zónder geld of autonomie kan van een vrijheidsgevoel geen sprake zijn, vraag dat maar aan de mensen die niet in hun basisbehoeften kunnen voldoen of onder (verkapte) dictatuur leven. Maar uit de aanwezigheid ervan vloeit niet per definitie het tegenovergestelde. En méér ervan verschaft dus ook geen grótere vrijheidsbeleving - hetgeen de prozacstaat van veel veronderstelde have’s in ons land kan verklaren. Vrijheid is geen groene weide achter de bergen der beperkingen. Daar aangekomen begint het pas.

Hang naar conformeren
We hebben ons ontdaan van onze onvrijheden en voor ons ligt een veld aan mogelijkheden. In tegenstelling tot de gedomineerde mens, die hier alleen maar van kan dromen, kunnen wij naar eigen inzicht alle windrichtingen verkennen en zijn daarbij niet gehouden aan uniformiteit of collectivisme. Maar als alles open ligt, lijkt vrijheid angstaanjagend veel op het zwarte gat dat chaos heet. En wat blijkt? Zo groot als de drang naar vrijheid, is de hang naar zekerheid. Sociale context bepaalt in grote mate hoe die zekerheden vorm krijgen en zo beginnen we onszelf, zonder enige dwang van buitenaf, steen voor steen in te bouwen. Moslimvrouwen die binnen hun gemeenschap een partner zoeken vinden we beperkt, maar hoe ver buiten de muren van de Nederlandse corpora bent u, FD-lezer, getrouwd? Het is geen toeval als u, net als uw vader, hebt gestudeerd en een goede baan heeft, Audi, BMW of Saab rijdt, VVD stemt, naar de Matthäus-Passion luistert en voor uw kinderen hetzelfde nastreeft. Liefst een school met andere zonnekinderen ter verzekering van een goede citoscore, vervolgopleiding en toekomst - of in ieder geval uw definitie daarvan. 

Binnen de context van een werkomgeving geldt hetzelfde. Succesvolle bedrijven vangen het vrije denken en doen van hun werknemers graag in een ‘corporate culture’, al dan niet vastgelegd in storyboards en organisatiestructuren. Wie zich wil verzekeren van erkenning, conformeert zich – bewust of onbewust. De publieke verontwaardiging over massaverlamming binnen groepsverband zoals bij Goldman Sachs, Vestia, de Nederlandse Zorgautoriteit, PVV, Katholieke Kerk of wetenschap is dan ook misplaatst. Iedereen bevindt zich, door geboorte of keuze, in een sociale kaste waarbinnen zich dezelfde processen afspelen en mobiliteit erg moeilijk is. Kijk de prachtige documentaire ‘Houdt God van vrouwen’, over een moeder uit Staphorst die legitieme vraagtekens plaatst bij regels van haar geloof en rücksichtsloos wordt afgeserveerd. In ‘De BV Ik’ en ‘Alles wat we wilden’ zien we dertigers evenzo worstelen met de wetmatigheden van maakbaarheid, uiterlijke schijn en keuzevrijheid zoals zij die binnen hun kaste ervaren. In ‘Mensen van Nu’ zien we hoe de lichting daarna, de ‘crisiskinderen’, haar vrijheid zoekt in het zich afkeren van Het Systeem. Dat ze hiermee haar gehele bestaansrecht verleent aan datzelfde systeem, lijkt niet helemaal door te dringen. Steve Jobs, het hedendaagse boegbeeld van het vrije denken met zijn ‘Think Different’ campagnes, weerde homoseksuele content van Apple applicaties en controleerde de brand loyalty van zijn werknemers met speciale Worldwide Loyalty Teams, ook wel de ‘Apple Gestapo’ genoemd.

Hoe meer we ons hebben geconformeerd aan de aard van de sociale context in plaats van de aard van ons karakter, hoe zwaarder het benodigde geschut om uit te breken. Excessen als overspannenheid, ontslag, (anoniem) klokkenluiden, echtscheiding of – in het ergste geval – zelfmoord zijn dan brute uitwegen uit de mentale gevangenis. Pink Floyd verwoordde het mooi in Brain Damage: ‘There’s someone in my head, and it’s not me.’

Onzichtbare demonen
Betekent vrijheid dan het afzweren van zekerheden? Nee. Ik als opperangsthaas en (dus) controlefreak zou de laatste zijn om dat te beweren. Inherent aan vrijheid is de wetenschap dat die ook voor de toekomst gewaarborgd is. Dat vraagt om offers en compromissen. Maar de balans is zoek. Nu de zichtbare vrijheidsstrijd al weer 70 jaar gestreden is en haar urgentie verloren heeft, heeft de hang naar zekerheid vrij spel gekregen een vestingmuur van plexiglas om ons heen te bouwen. We zien het niet, maar het is er wel en het verklaart de benauwdheid waar veel mensen aan leiden. De oplossing is dezelfde als in oorlogstijd: verzet.  

Het is makkelijker verzet te mobiliseren tegen fysieke vijanden, dan tegen de onzichtbare demonen in onszelf. Daarnaast brengt een gezamenlijk vijandbeeld het prettige gevoel van broederschap met zich mee. Toch denk ik dat vrijheidsbeleving in onze ‘vrije’ wereld is gelegen in het individuele en soms eenzame verzet tegen onze innerlijke neigingen. De hang naar erkenning, zekerheid, bescherming, is van alle tijden. Maar in hoeverre wordt de invulling ervan door je sociale context bepaald en wijkt die af van je inborst? Welke (ongeschreven) regels gelden er die afbreuk doen aan je autonomie? Hoe bepalend is de angst voor falen, voor schut staan binnen je kaste? Dat geldt evenzeer voor de bankier die blijft zitten in een giftige cultuur, de politicus die zich door partijpolitiek monddood laat maken, als de columnist die per definitie tegendraads moet zijn. Het vergt het continu bevragen van je eigen motieven en die van je omgeving. Waar die beginnen te schuren kun je kiezen voor conformeren, of voor verzet.

Voor velen klinkt dit als abstract geneuzel. Er vloeit geen bloed, er worden geen kinderen geofferd; wat is de noodzaak? Maar het is wel degelijk urgent. Verzet behoeft training. Onderzoek wijst uit dat hoe meer iemand zich heeft geconformeerd aan zijn omgeving, hoe meer hij zich in allerlei situaties geremd, zelfs verlamd, voelt. Mensen die zich minder aantrekken van sociale normen gedragen zich – paradoxaal genoeg - moreel correcter in situaties waarin het er op aan komt, omdat het antwoord op de vraag ‘wat is nu het goede?’ snel en ongefilterd opkomt.


“Veel geld verdienen en de baas zijn”. Het lijkt het Beloofde Land niet te brengen. De betutteling die wij elkaar met de papfles toedienen werkt als minieme ijzermineralen die geleidelijk aan samensmelten in een luchtdicht harnas. Het harnas dat ik zo zwaar zag drukken op mijn borrel vol onbezorgden. Het idee van broederschap waar Jan Terlouw aan refereert is voor ons – gelukkig - niet aan de orde. Maar wat meer solidariteit en ondersteuning in het verzet tegen onze onzichtbare ketens is in deze tijd hoognodig. Die ketens doorbreken, telkens weer, brengt geen punt van absolute vrijheid, maar een patroon van bevrijding dat de vreugde en opluchting brengt zoals Jan Terlouw die bij zijn vader beschreef. En God knows, ons straatbeeld kan wel wat huppelende mensen gebruiken.