Wij leven in vrijheid, maar is dat wel echt zo? Geven wij onze identiteit vorm in vrije keuze, of ligt deze grotendeels vast? Een essay in Het Financieele Dagblad over interne en externe ketens en
de blijvende noodzaak van verzet - ook buiten oorlogstijd.
“Veel
geld verdienen en de baas zijn”.
Het
was lunchtijd en we wandelden door het plukje groen dat tussen de corporate torens van Nederland bewaard
was gebleven. Om ons heen liepen kleine groepjes pakken en hakken hetzelfde
rondje, at arm’s length verbonden aan
de gebouwen waarin wij tegen een hongerloon niets te vertellen hadden. We waren
jong en bespraken onze dromen, onze ambities en wat we hier in vredesnaam
uitspookten.
Het
was het antwoord van een collega op mijn eerdere vraag: “Wat is dan vrijheid?” Iedereen
lachte om zijn kinderlijke reactie, maar niemand sprak hem tegen. Bewegingsvrijheid
door financiële onafhankelijkheid en handelingsvrijheid door ongebreidelde
autonomie; wie wilde dat nou niet? Of, zoals Ambassadeur van de Vrijheid Gers
Pardoel het 5 mei in de helikopter op weg naar een volgend festival met
Brabantse tongval verwoordde: ‘Gewoon. Dat ik kan doen waar ik zin in heb’. (Tot
zover het verschil tussen een suit en
een Nederrapper – quod non.)
Het Beloofde Land
Een
paar weken geleden zag ik mijn oud-collega's weer, zoveel jaar later: op een borrel vol
onbezorgden. Inmiddels genoeg geld om het leven naar voorkeur te leiden - variërend
van een flat en museumjaarkaart tot twee huizen, drie auto’s en Rhodesian
Ridgeback- , en aan de status van onderknuppel ontsnapt - van board room tot zzp-er. De beperkingen
van toen waren afgeworpen maar het Beloofde Land viel tegen. Werkdruk, vakantiestress,
verdronken hypotheken en uitgedroogde relaties; bij sommigen zag je de
benauwdheid letterlijk op het gezicht staan. Druk pratend en lachend, met paniek
in de ogen en zweet op de bovenlip alsof ze langzaam werden vacuüm getrokken in
een leven van cellofaan, snakkend naar een weg naar buiten (mijn basisgevoel op
iedere borrel, dus enige projectie kan hier een rol spelen.) Ik hoorde hoe bevrijding
werd gezocht in een sabbatical of carreer switch, yoga of heli-skiën, affaire
of scheiding, motor of Tesla. Schrijver en oorlogskind Jan Terlouw had net daarvoor
de 4 mei-voordracht in de Nieuwe Kerk gehouden, getiteld ‘En Broederschap?’, en
die hadden we allemaal wel ergens gelezen of gehoord. Met een bijna perverse
gretigheid werd zijn bevrijdingsverhaal omarmd. O, waren onze demonen maar zo
manifest. Die tijd van goed en kwaad, zwart en wit, waarin verderf en
ontreddering nog een klipp und klar beroep deden op moed en medemenselijkheid. Toen broederschap
een dagelijks gegeven was in de haat tegen de moffen - het woord alleen al smaakte zoet -, in plaats van een
toevallige oprisping bij de dood van een volkszanger. Nee, tegen de Duitsers
hadden wij vast de wapens opgenomen – maar je baas of dat chagrijnige mens
thuis vertellen dat je er klaar mee bent, dat was teveel gevraagd. Oorlogsromantiek
als koude doek voor onze zonnesteek.
Waarom
hebben al die mogelijkheden ons niet de euforische vrijheidsbeleving gebracht, die de vader van Jan Terlouw moet hebben gevoeld toen hij, een ingetogen
dominee, in mei ’45 letterlijk de Canadese soldaten tegemoet huppelde? Omdat
het negatieve voorwaarden voor
vrijheid zijn. Zónder geld of autonomie kan van een vrijheidsgevoel geen sprake
zijn, vraag dat maar aan de mensen die niet in hun basisbehoeften kunnen
voldoen of onder (verkapte) dictatuur leven. Maar uit de aanwezigheid ervan
vloeit niet per definitie het tegenovergestelde. En méér ervan verschaft dus ook
geen grótere vrijheidsbeleving - hetgeen de prozacstaat van veel veronderstelde
have’s in ons land kan verklaren.
Vrijheid is geen groene weide achter de bergen der beperkingen. Daar aangekomen
begint het pas.
Hang naar conformeren
We
hebben ons ontdaan van onze onvrijheden en voor ons ligt een veld aan
mogelijkheden. In tegenstelling tot de gedomineerde mens, die hier alleen maar
van kan dromen, kunnen wij naar eigen inzicht alle windrichtingen verkennen en
zijn daarbij niet gehouden aan uniformiteit of collectivisme. Maar als alles
open ligt, lijkt vrijheid angstaanjagend veel op het zwarte gat dat chaos heet.
En wat blijkt? Zo groot als de drang naar vrijheid, is de hang naar zekerheid.
Sociale context bepaalt in grote mate hoe die zekerheden vorm krijgen en zo
beginnen we onszelf, zonder enige dwang van buitenaf, steen voor steen in te
bouwen. Moslimvrouwen die binnen hun gemeenschap een partner zoeken vinden we
beperkt, maar hoe ver buiten de muren van de Nederlandse corpora bent u, FD-lezer, getrouwd? Het is geen toeval als u, net als uw vader, hebt gestudeerd en een
goede baan heeft, Audi, BMW of Saab rijdt, VVD stemt, naar de Matthäus-Passion
luistert en voor uw kinderen hetzelfde nastreeft. Liefst een school met andere
zonnekinderen ter verzekering van een goede citoscore, vervolgopleiding en toekomst
- of in ieder geval uw definitie daarvan.
Binnen de context van een werkomgeving geldt hetzelfde. Succesvolle bedrijven vangen het vrije denken en doen van hun werknemers graag in een ‘corporate culture’, al dan niet vastgelegd in storyboards en organisatiestructuren. Wie zich wil verzekeren van erkenning, conformeert zich – bewust of onbewust. De publieke verontwaardiging over massaverlamming binnen groepsverband zoals bij Goldman Sachs, Vestia, de Nederlandse Zorgautoriteit, PVV, Katholieke Kerk of wetenschap is dan ook misplaatst. Iedereen bevindt zich, door geboorte of keuze, in een sociale kaste waarbinnen zich dezelfde processen afspelen en mobiliteit erg moeilijk is. Kijk de prachtige documentaire ‘Houdt God van vrouwen’, over een moeder uit Staphorst die legitieme vraagtekens plaatst bij regels van haar geloof en rücksichtsloos wordt afgeserveerd. In ‘De BV Ik’ en ‘Alles wat we wilden’ zien we dertigers evenzo worstelen met de wetmatigheden van maakbaarheid, uiterlijke schijn en keuzevrijheid zoals zij die binnen hun kaste ervaren. In ‘Mensen van Nu’ zien we hoe de lichting daarna, de ‘crisiskinderen’, haar vrijheid zoekt in het zich afkeren van Het Systeem. Dat ze hiermee haar gehele bestaansrecht verleent aan datzelfde systeem, lijkt niet helemaal door te dringen. Steve Jobs, het hedendaagse boegbeeld van het vrije denken met zijn ‘Think Different’ campagnes, weerde homoseksuele content van Apple applicaties en controleerde de brand loyalty van zijn werknemers met speciale Worldwide Loyalty Teams, ook wel de ‘Apple Gestapo’ genoemd.
Binnen de context van een werkomgeving geldt hetzelfde. Succesvolle bedrijven vangen het vrije denken en doen van hun werknemers graag in een ‘corporate culture’, al dan niet vastgelegd in storyboards en organisatiestructuren. Wie zich wil verzekeren van erkenning, conformeert zich – bewust of onbewust. De publieke verontwaardiging over massaverlamming binnen groepsverband zoals bij Goldman Sachs, Vestia, de Nederlandse Zorgautoriteit, PVV, Katholieke Kerk of wetenschap is dan ook misplaatst. Iedereen bevindt zich, door geboorte of keuze, in een sociale kaste waarbinnen zich dezelfde processen afspelen en mobiliteit erg moeilijk is. Kijk de prachtige documentaire ‘Houdt God van vrouwen’, over een moeder uit Staphorst die legitieme vraagtekens plaatst bij regels van haar geloof en rücksichtsloos wordt afgeserveerd. In ‘De BV Ik’ en ‘Alles wat we wilden’ zien we dertigers evenzo worstelen met de wetmatigheden van maakbaarheid, uiterlijke schijn en keuzevrijheid zoals zij die binnen hun kaste ervaren. In ‘Mensen van Nu’ zien we hoe de lichting daarna, de ‘crisiskinderen’, haar vrijheid zoekt in het zich afkeren van Het Systeem. Dat ze hiermee haar gehele bestaansrecht verleent aan datzelfde systeem, lijkt niet helemaal door te dringen. Steve Jobs, het hedendaagse boegbeeld van het vrije denken met zijn ‘Think Different’ campagnes, weerde homoseksuele content van Apple applicaties en controleerde de brand loyalty van zijn werknemers met speciale Worldwide Loyalty Teams, ook wel de ‘Apple Gestapo’ genoemd.
Hoe
meer we ons hebben geconformeerd aan de aard van de sociale context in plaats
van de aard van ons karakter, hoe zwaarder het benodigde geschut om uit te
breken. Excessen als overspannenheid, ontslag, (anoniem) klokkenluiden,
echtscheiding of – in het ergste geval – zelfmoord zijn dan brute uitwegen uit
de mentale gevangenis. Pink Floyd verwoordde het mooi in Brain Damage: ‘There’s someone in my head, and it’s not me.’
Onzichtbare demonen
Betekent
vrijheid dan het afzweren van zekerheden? Nee. Ik als opperangsthaas en (dus) controlefreak
zou de laatste zijn om dat te beweren. Inherent aan vrijheid is de wetenschap
dat die ook voor de toekomst gewaarborgd is. Dat vraagt om offers en
compromissen. Maar de balans is zoek. Nu de zichtbare vrijheidsstrijd al weer 70 jaar gestreden is en haar urgentie verloren heeft, heeft de hang naar
zekerheid vrij spel gekregen een vestingmuur van plexiglas om ons heen te
bouwen. We zien het niet, maar het is er wel en het verklaart de benauwdheid
waar veel mensen aan leiden. De oplossing is dezelfde als in oorlogstijd:
verzet.
Het
is makkelijker verzet te mobiliseren tegen fysieke vijanden, dan tegen de
onzichtbare demonen in onszelf. Daarnaast brengt een gezamenlijk vijandbeeld
het prettige gevoel van broederschap met zich mee. Toch denk ik dat vrijheidsbeleving
in onze ‘vrije’ wereld is gelegen in het individuele en soms eenzame verzet
tegen onze innerlijke neigingen. De hang naar erkenning, zekerheid,
bescherming, is van alle tijden. Maar in hoeverre wordt de invulling ervan door je sociale
context bepaald en wijkt die af van je inborst? Welke (ongeschreven) regels
gelden er die afbreuk doen aan je autonomie? Hoe bepalend is de angst voor
falen, voor schut staan binnen je kaste? Dat geldt evenzeer voor de bankier die
blijft zitten in een giftige cultuur, de politicus die zich door partijpolitiek
monddood laat maken, als de columnist die per definitie tegendraads moet zijn. Het
vergt het continu bevragen van je eigen motieven en die van je omgeving. Waar
die beginnen te schuren kun je kiezen voor conformeren, of voor verzet.
Voor
velen klinkt dit als abstract geneuzel. Er vloeit geen bloed, er
worden geen kinderen geofferd; wat is de noodzaak? Maar het is wel degelijk urgent.
Verzet behoeft training. Onderzoek wijst uit dat hoe meer iemand zich heeft
geconformeerd aan zijn omgeving, hoe meer hij zich in allerlei situaties
geremd, zelfs verlamd, voelt. Mensen die zich minder aantrekken van sociale
normen gedragen zich – paradoxaal genoeg - moreel correcter in situaties waarin
het er op aan komt, omdat het antwoord op de vraag ‘wat is nu het goede?’ snel
en ongefilterd opkomt.
“Veel
geld verdienen en de baas zijn”. Het lijkt het Beloofde Land niet te brengen. De
betutteling die wij elkaar met de papfles toedienen werkt als minieme
ijzermineralen die geleidelijk aan samensmelten in een luchtdicht harnas. Het
harnas dat ik zo zwaar zag drukken op mijn borrel vol onbezorgden. Het idee van
broederschap waar Jan Terlouw aan refereert is voor ons – gelukkig - niet aan de
orde. Maar wat meer solidariteit en ondersteuning in het verzet tegen onze
onzichtbare ketens is in deze tijd hoognodig. Die ketens doorbreken, telkens
weer, brengt geen punt van absolute vrijheid, maar een patroon van bevrijding dat
de vreugde en opluchting brengt zoals Jan Terlouw die bij zijn vader beschreef.
En God knows, ons straatbeeld kan wel
wat huppelende mensen gebruiken.
Goed verhaal. Complimenten.
BeantwoordenVerwijderenMooi beschreven, het innerlijk verzet! Ik wil graag naar dit essay verwijzen in een essay van mij. Dank en groeten.
BeantwoordenVerwijderen