Het zijn
spannende tijden. Een presentatrice die wil verbinden sluit zich aan bij een
politieke partij die de Armeense genocide niet erkent, een Nederlands
staatsburger wordt in Turkije gearresteerd wegens beledigende tweets, een
actrice maakt een documentaire over kinderloosheid en de nieuwe columnist van
het AD wijdt haar eerste column aan haar hoofddoek. Onderwerpen waaruit mooie,
nodige debatten hadden kunnen ontstaan, maar die verzandden in een oeverloze
discussie over de verwensingen die deze personen over zich heen kregen, samen
te vatten in dé mantra van deze tijd: “de vrijheid van meningsuiting betekent
niet de vrijheid te beledigen”. Ook CDA-leider Buma en Frans Timmermans sprongen
in de emmer kwakende kikkers, de laatste met een wollig stuk in de Volkskrant 3
juni jl. over de verweesde, herzuilende samenleving en een oproep tot ‘dialoog
met respect voor elkaars gevoeligheden’ – hetgeen eigenlijk op dezelfde mantra neerkomt.
De vrijheid van meningsuiting almaar degraderen tot ‘een vrijbrief om te kwetsen’ blokkeert iedere vooruitgang.
Denken we nu werkelijk dat een van de belangrijkste pilaren onder de democratische
rechtsstaat is ontworpen om mensen aan het huilen te maken? Of, zoals ik ergens
las: dat het hetzelfde is als pesten op het schoolplein? Dat is net zo onzinnig
als zeggen dat persvrijheid is bedacht zodat de Privé kan bestaan. Het tekent het
gebrek aan kennis van de mensen die het op dat niveau benaderen; niet het falen
van het concept vrijheid van meningsuiting.
Per definitie
is dit recht bedoeld voor jou onwelgevallige, ‘onbeschaafde’ standpunten. Maar
het is gericht op het tot stand komen en behouden van een ideeënsamenleving,
niet het beschermen van een ‘personality’ samenleving. Het borgt de
mogelijkheid dogma’s, ideologieën en levensvisies uit te dragen en te betwisten,
op ieder mogelijk niveau. Zoals filosoof John Stuart Miller ooit zei: ‘de
grootste vrijheid moet bestaan om elke doctrine te belijden en bespreken, hoe
immoreel deze ook wordt geacht.’
Waar de crux van de verwarring ligt, is dat wij steeds
minder een ideeënsamenleving, en steeds meer een personality samenleving zijn geworden. Persoonlijke opmerkingen
over uiterlijk, cultuur of seksuele voorkeur zijn van alle tijden en de
verering van individuen ook, maar in het publieke debat disputeerde men elkaars
denkbeelden. Sinds halverwege vorige eeuw is de lijn tussen wie je bent, en wat
je denkt of doet steeds dunner geworden. Inmiddels bestaat er bijna géén
onderscheid meer tussen publiek en privé, gewone en buitengewone mensen, mening
en feit, persoon en visie. Zelfs in zoverre dat deze 'personalities’ - als samentrekking van
persoonlijkheid en celebrity-, tegenwoordig de rol hebben ons te helpen betekenis aan het leven te geven: hoe we ons bestaan
kunnen vormgeven, welk standpunt we innemen over een kwestie, hoe we
ontwikkelingen moeten begrijpen. In 1995 richtte John F. Kennedy Jr., zelf de
vleesgeworden fusie van politiek en celebrity,
het blad George op. Hierin stond een interview met Madonna ‘Als ik President
was’, zij aan zij met een vraaggesprek met een gouverneur. Trek die lijn
twintig jaar door en opeens begrijp je waarom Angelina Jolie gastprofessor aan
LSE wordt, het standpunt van Bruce Springsteen over genderidentiteit
nieuwswaarde heeft en het boek van voormalig soapie Fayah Lourens over haar
‘killerbody’ de Bestseller Top 10 aanvoert.
In een
samenleving die steeds meer leunt op personalities in plaats van ideeën, is het
niet vreemd dat ook de aanval zich steeds meer richt op de mens in plaats van
op de ideologie - die in sommige gevallen niet eens meer aanwezig is. Vroeger
bleef de vuiligheid tussen de muren van de sportkantine, nu richt je een
Facebookpagina op en sta je een dag later in de NRC. Maar iedere keer als we op
de ‘toon van het debat’ blijven hangen, zoals nu zelfs politici doen, verliest
de inhoud. Zoals een zinnig debat over religie in de publieke ruimte,
kinderloosheid of het gevaar van cultuurrelativisme om een migratiedeal te beschermen.
Onze samenleving is gebouwd op denkbeelden als stutpalen. Daartegen moet door
iedereen geschopt en geduwd kunnen worden, zonder dat de vorm wordt bepaald
door de moraalridder van dienst. Een samenleving die sust en geruststelt, in
plaats van prikkelt en ontregelt, geeft eraan toe dat ons leven niet langer
wordt vormgegeven door ideeën, maar door personalities.